Hiphop in het zand

Vijf weken waren ze in Senegal, in de Ecole des Sables van Germaine Acogny. Dertien Nederlandse hiphoppers en housedansers en hun veertien Afrikaanse broeders en zusters, dansend op een kruispunt van culturen. Dans Magazine volgt een jaar lang het internationale uitwisselingsproject War & Peace.

Ze zijn net terug. De dag na hun retour spreek ik met hiphopdocent Lloyd Marengo en initiatiefnemers Nita Liem en Bart Deuss van danstheatergezelschap Don’t Hit Mama. We ontmoeten elkaar in het HipHopHuis in Rotterdam. De nieuwe locatie aan de Delftsestraat is nog volop in verbouwing. 31 augustus is de opening. Voor we beginnen werkt Bart nog even aan de flyer van Lloyds nieuwe dansvoorstelling Father Father, die 5 oktober van start gaat. Nog maar net uit het toestel gestapt, maar ze blijven vliegen.

De savanne als achterdoek
Bart laat op zijn laptop clipjes zien van de zevenentwintig deelnemers die van 18 juni tot 21 juli in Senegal waren. Urban dancers van in de twintig. Hun bewegingen vloeien moeiteloos over van sabar, een traditionele dans uit Senegal, in het Amerikaanse wacking. Ze dansen op zand. Reageren op de percussionisten, opgesteld langs de ruw witgekalkte muur. Geen achterwand, je kijkt recht het Afrikaanse landschap in. Prachtig. Dansen ‘met de savanne als achterdoek’.

‘Bij de bouw van de eerste studio hadden ze geen geld voor een vloer,’ legt Nita uit. ‘Ze dachten: dan gooien we zand over die rotsen, bouwen een dak en de rest laten we open. Later hebben ze kunnen uitbreiden met een tweede studio, mét vloer, huisjes waarin de studenten kunnen verblijven en een restaurant en kantoor.’

Ecole des Sables werd in 1998 opgericht door Germaine Acogny en Helmut Vogt. Acogny wordt ook wel de moeder van de Afrikaanse moderne dans genoemd. Ze zat in de jaren tachtig bij Mudra Afrique, het danscentrum van Maurice Béjart in Dakar. Bart: ‘Haar werk is gebaseerd op traditionele Afrikaanse dans, met invloeden uit alle andere windstreken. Het gaat over de relatie met de grond, over een bepaalde manier van met je lichaam omgaan, over hoe je tegen beweging aankijkt. Dat doet ze heel mooi. Ze is 68 nu en geeft trainingen aan dansers uit alle delen van Afrika en de wereld.’

Nita ontmoette Acogny al in 1994 maar het idee om samen te werken ontstond pas later. Bart: ‘Ze is de laatste jaren geïnteresseerd geraakt in hiphop. Dus bedachten we een gezamenlijke training met Nederlandse en Afrikaanse hiphoppers. De benadering van Ecole des Sables, gecombineerd met goede docenten uit de Verenigde Staten en Europa.’ De vijf weken durende uitwisseling was slechts de eerste fase van het project. De tweede fase moet in 2013 resulteren in de productie War & Peace die in de Amsterdamse Stadsschouwburg in première zal gaan.

Méér
Lloyd Marengo was één van de docenten. ‘In Afrika zijn ze verbonden met dans, hier is het voor de meesten een hobby. Bij die Afrikanen voel je de energie. Ze willen leren. Klokkijken bestaat niet. Pauze? Gaan ze niet om zeuren. Hier zie je nog wel eens zure gezichten op de academie. Dat kan demotiveren. Als je daar bent, ga je als docent dus automatisch méér geven, méér leren en jezelf méér verrassen. Gelukkig gaan de Nederlandse leerlingen daarin mee.’

Nita: ‘Lloyd kwam in week vier. Melissa Flerangile, een Amerikaanse streetdancer, was toen al geweest, en Archie Burnett,die gespecialiseerd is in vogueing en wacking. Verder waren er twee docenten Afrikaans traditioneel, Ciré Beye uit Senegal en Saky Bertrand uit Ivoorkust. En twee trainers, Germaine en haar zoon Patrick Acogny, voor de moderne Afrikaans dans.’

Don’t Hit Mama ontwikkelt eigenlijk al sinds 2000 voorstellingen en projecten die een brug slaan tussen Afro-Amerikaanse dans, westerse theaterdans en de stedelijke sociale danscultuur. Dit samenwerkingsproject draait in de ogen van Nita en Bart dan ook om veel méér dan danstraining en een voorstelling.

Bart: ‘Hiphop is een cultuur die gaat over wie je bent en waarom. Wij maken in ons danstheater altijd gebruik van de roots van onze dansers. In zo’n project als dit gebeurt dat onuitgesproken en bijna letterlijk. Je staat buiten op je blote voeten op die grond. Je wordt geaard. Je komt in een ander ritme. Je gaat anders uit je ogen kijken. We vroegen iedereen om iets van zijn of haar achtergrond te laten zien en tekenden een kaart in het zand. Toen kwamen de verhalen los. Alleen al in Senegal zijn zoveel verschillende subculturen. En van onze kant? Er zaten maar twee witte Nederlanders in de groep.’ Bart wijst op de video. ‘Kun jij zien wie Senegalees is en wie uit Nederland komt?’ Hij somt lachend op: ‘Senegal-Nederland, Oekraïne-Suriname, Suriname-Burkina Faso, Gabon, Iran …’

Nita: Er gebeurt daar in die hogedrukpan iets, wat in Nederland niet kan gebeuren. Als je het hier hebt over je wortels, dan worden mensen een beetje giechelig of het krijgt iets esoterisch. Daar is het heel concreet. Zeker zoals Germaine dat doet: je gaat gewoon staan op het zand en – deng! – het gaat door je heen. Alle emoties, goed of pijnlijk. Je bent zo gefocust. Sommigen zeiden: ik heb de hele tijd het gevoel dat ik moet huilen, maar ik weet niet waarom. Dit was een moment en een plek om dat uit te zoeken. Als je zó toegewijd met dansen bezig wilt zijn, dan kom je ook dingen tegen die niet zo leuk zijn. Ik vond ze heel dapper. Om peace te krijgen, moet je soms door je eigen war heen.’

Drastisch
Het indrukwekkendste fragment dat Bart laat zien, was onderdeel van de oefening Embodyment of Violence. Drie zwarte jongens dansen in formatie, trekken hun T-shirt uit en wringen het kledingstuk tot een strop om hun nek of een keten om hun polsen. Wanneer ze het shirt als een blinddoek over hun gezicht trekken is het effect choquerend.

‘Dat zouden we bijvoorbeeld kunnen uitwerken tot een onderdeel van de voorstelling, denkt Nita. ‘Hiphop heeft een andere rol in Senegal. Veel politieker. Sommige rappers hebben zich aangesloten bij de groepering Y’en a marre (‘We hebben er genoeg van’) en staan vooraan bij de protesten. De opstand tijdens de verkiezingen? De jongens met wie wij werkten, waren daar allemaal bij. Dat hebben we gebruikt. We hebben ze gevraagd iets in beeld te brengen van rebellie. De Senegalezen lieten gewelddadige scènes zien. De Nederlanders probeerden uit te leggen: als wij drastisch zijn, dan staken we. Dan doen we niks en worden nog betaald ook.’ Ze lacht: ‘Dat is eigenlijk al een scène op zich!’

Work in progress
De voorstelling War & Peace in het najaar van 2013 is de afronding van het project. Tien van de Afrikaanse en Nederlandse dansers treden dan op in de Stadsschouwburg. De selectie wordt gemaakt door Nita en Bart, in overleg met Patrick Acogny, die de choreografie op zich zal nemen. Al eerder, op 23 augustus, is er een voorproefje te zien tijdens Summer Dance Forever in de Amsterdamse Melkweg. Nita: ‘Het is work-in-progress. We hebben nu kunnen onderzoeken wat de thema’s zijn die opborrelen. Het echte stuk maken we over een jaar.’

Eén van die thema’s ongetwijfeld: is het niet schrijnend dat in de VS en Europa veel geld wordt verdiend met dans die oorspronkelijk uit Afrika komt? ‘Dat is een groot discussiepunt,’ aldus Nita. ‘Als iemand uit Amerika roept ‘Alle urban dans komt uit Afrika’, dan denk ik: oké, 52 landen, hoeveel honderden etnische dansen heb je bestudeerd? Of is het meer een gevoel? Eén van die Afrikaanse jongens maakte zich daar heel kwaad over: ‘Het komt van hier!’ In de jaren tachtig geloofde ik dat ook. Maar de hiphopcultuur is ontstaan in de migrantencultuur, ver weg van Afrika. Wat is het dan wat samenkomt, en wat niet? Het is de moeite waard om dat te blijven onderzoeken. Het gaat mij niet om die ene waarheid. Het feit dat jonge mensen zich daar druk over maken, vind ik goed. Mythes en tradities zijn altijd in beweging. De hiphopcultuur ook.’

En die dertien jonge Nederlandse dansers en hun nieuwe Afrikaanse vrienden? ‘Zij ook. Ik denk dat sommigen anders zijn gaan denken over zichzelf en de wereld om hen heen, en misschien ook over hiphop en Afrikaanse dans. Door het te ondergaan op de plek zélf, bij de bron, en door één-op-één les te krijgen van Germaine. Dat heeft een impact die ze nu misschien nog niet zo goed kunnen benoemen, maar over een paar jaar gaan die kwartjes vallen.’

Gepubliceerd in Dans Magazine 4/2012

Comments are closed here.