Blindgangers op het doek

Op 25 september gaat Blindness in première. We verheugen ons nu al op de verfilming van de naargeestige roman van José Saramago. Daarop, en op mooie Julianne Moore in een stad vol blinden. Voor de gelegenheid laat Schokkend Nieuws z’n blik rusten op de meest fotogenieke der handicaps: blindheid.

Op een dag, zonder aanwijsbare oorzaak, worden de mensen één voor één geslagen met blindheid. Een man, wachtend voor een kruispunt, ziet het verkeerslicht niet meer op groen springen. Zijn oogarts, verontrust over de plotselinge gevallen van staar, bestudeert ’s nachts zijn vakliteratuur. ‘Eerst merkte hij dat hij zijn handen niet meer zag, toen wist hij dat hij blind was.’ De blindheid is besmettelijk. In De Stad der Blinden, de roman uit 1995 van Nobelprijswinnaar José Saramago die de basis vormt voor Blindness, gaat het beeld niet op zwart maar waadt iedereen uiteindelijk door een verblindend witte mist.

De schrijfstijl van Saramago – lange zinnen met een eigenzinnige interpunctie, die je het gevoel geven te luisteren naar de ademloze woordenstroom van een opgewonden kletskop – is even wennen, maar wie doorbijt vindt in De Stad der Blinden een fascinerend horrorverhaal. In de eerste stadia van de epidemie plaatst de regering de blinden in quarantaine in een oude kliniek. Wanneer enkelen van hen proberen te ontsnappen, openen de soldaten het vuur.

‘Daar liggen dooien, daar liggen dooien, herhaalden ze, alsof zij de volgenden waren om te sterven, binnen twee tellen was de hal weer een woeste draaikolk, vervolgens drong de mensenmassa in een wanhopige alles-of-niets-poging de linkervleugel binnen, sleurde alles met zich mee en brak het verzet van de vermoedelijk besmetten van wie velen al blind waren, terwijl anderen als gekken renden om te ontsnappen aan het zwarte noodlot. (…) In de hal en buiten voor de deur sleepten bont en blauw geslagen en half vertrapte blinden zich hulpeloos voort (…) Verspreid over de grond lagen naast een paar schoenen die hun voeten kwijt waren geraakt, tassen, koffers, manden, de laatste resten van ieders rijkdom, voorgoed verloren, wie iets vindt zal zeggen dat het van hem is.’

Halverwege de roman is er niemand meer om de kliniek te bewaken, omdat ook de soldaten niets meer zien. De weg ligt open naar een stad waarin iedereen op de tast probeert voort te leven. De Stad der Blinden vertelt van een samenleving die op z’n meest primitieve instincten wordt teruggeworpen.

Het is een gegeven dat we eigenlijk alleen eerder zagen in Day of the Triffids (Steve Sekely, 1962) en de gelijknamige BBC-serie uit 1981, beide gebaseerd op een roman van John Wyndham. Hier is het het felle licht van een kometenregen die de massale blindheid veroorzaakt. De mysterieuze vleesetende loopplanten uit de titel zorgen voor bijkomend gevaar. In de BBC-serie spelen John Duttine en Emma Relph twee van de weinige overgebleven mensen die kunnen zien. De chaos is compleet. De radio zendt alleen nog ruis uit. Er wordt geplunderd door groepjes schuifelende blinden. Emma valt in handen van een agressieve blindeman die haar met een mes dwingt: ‘Now you’re going to do the seeing for me!’. Doodsbang voor de triffids en zonder (toe)zicht vervallen de Londenaren tot egoïsme en beestachtigheid.

De Stad der Blinden is zelfs nog pessimistischer. De toiletten in de kliniek worden blind ondergescheten. Lijken worden niet meer begraven. Iedereen zoekt naar voedsel. Onderdak. Seks. De blinde die van de blinde steelt, verkracht, moordt…

Jan Klaassen-effect
Saramago verzette zich lang tegen verfilming van zijn roman omdat hij ‘vreesde dat ze er een zombiefilm van zouden maken.’ De Stad der Blinden kent inderdaad vele nuances en valt afwisselend te lezen als een metafoor voor onze omgang met natuurrampen, als een politiek commentaar op Oost-Indische blindheid én als een reflectie op de menselijke natuur. Het was aan regisseur Fernando Meirelles (Cidade de Deus, The Constant Gardener) om aan dat alles recht te doen. Dat gezegd hebbende: SN-verslaggevers Ruben van Eijl en Mark van der Tempel, die Blindness op het filmfestival in Cannes zagen, waren toch het meest te spreken over het lange en gruwelijke horrorsegment in de kliniek.

Het valt ook moeilijk te ontkennen dat blindheid zich voor horror leent. Het genre zit vol spectaculaire oogongelukken. Van de deursplinter in Fulci’s Zombi 2 (1979) tot Uma Thurmans vinger in Kill Bill (2004). Ook Eli Roth en de makers van de Saw-films mogen graag een oogje meeprikken. De lek gestoken oogbollen zijn geregeld ‘gerechtvaardigd’ omdat het slachtoffer door een kijkgat gluurde, maar heel vaak gaat het gewoon om ordinair sadisme. Dario Argento voert in vrijwel al zijn films een blinde op, met als enig doel hem/haar het gevaar niet te laten zien aankomen. In Suspiria wordt een blinde aangevallen door zijn blindengeleidehond. In Inferno door ratten.

Een uitgebreide variant daarop bieden films die hun spanning ontlenen aan het feit dat we meeleven met degene met de visuele handicap. Wie herinnert zich niet de scène in Manhunter (Michael Mann, 1986) waarin de blinde en eenzame Joan Allen probeert een collega te versieren – niet wetend dat de man naast haar op de bank (Tom Noonan) eigenlijk de ‘Toothfairy’ is en video’s bekijkt van zijn aanstaande slachtoffers? Het griezeligst is nog het moment waarop hij de blinde vrouw zijn gezicht niet laat voelen: ‘Take my word for it. I’m smiling.’ Lamberto Bava maakte in 1980 ook al handig gebruik van het feit dat wij meer kunnen zien dan het slachtoffer. In Macabro hoort de blinde huisbaas vreemde geluiden komen uit het appartement van Bernice Stegers: een koelkast die open gaat, extatische kreten… Maar als hij in haar appartement rondtast kan hij natuurlijk niet zien dat er een diepgevroren mannenhoofd in de vriezer ligt! In Blind Terror aka See no Evil (Richard Fleischer, 1971) slaapt een blinde Mia Farrow onwetend in een huis vol lijken.

Blindheid kortom, is onder meer zo populair in horrorfilms en thrillers omdat het suspense levert in z’n meest pure, Jan Klaassen-achtige vorm: ‘Kijk uit, achter je!’

Inleving is daarvoor belangrijk, en dan is het natuurlijk ook weer niet zo’n vreselijke regie-uitdaging om het publiek te laten sympathiseren met een blinde. Vooral niet als ze in The Eye (Oxide en Danny Pang, 2002) gespeeld wordt door Angelica Lee of, vooruit, Jessica Alba in de remake eerder dit jaar. Alba’s dramatische witte ogen en vioolspel (zijn er geen blinde tubaspelers?) raken natuurlijk een snaar. Jammer dat de spoken die ze na de hoornvliestransplantatie ziet hun doel zo missen.

Gelukkig moet Audrey Hepburn het in Wait Untill Dark (Terence Young, 1967) niet alleen van haar mooie ogen hebben. Als de blinde Susie wint ze onze sympathie met haar kordate optimisme en scherpzinnigheid. Susie’s echtgenoot keerde onlangs terug uit Canada en kreeg op het vliegveld een porseleinen pop in handen gedrukt door een onbekende vrouw. Daar zitten natuurlijk drugs in verborgen. Wanneer haar man van huis is, bedenken drie criminelen met kennelijk acteertalent een ingewikkeld theaterstukje/hoorspel om Susie voor de gek te houden en het appartement te doorzoeken. De film is gebaseerd op een toneelstuk uit 1966 van Frederick Knott. Die oorsprong verraadt zich in de keuze voor een enkele locatie en de vele dialogen. Dat laatste verklaart wellicht ook weer waarom de praatgrage Tarantino meespeelde in een nieuwe editie van het toneelstuk op Broadway in 1998.

Naast het Jan Klaassen-effect moet Wait Untill Dark het hebben van de populaire mythe dat het verlies van het gezichtsvermogen gecompenseerd wordt door een beter gehoor. Het geluid van de jaloezieën, de krakende schoenen van de enge Mr Roat (een memorabele Alan Arkin) of de brom van de openstaande koelkast: voor Susie zijn het aanwijzingen. En klassiek: wanneer in de finale alle lichten uitgaan is in de duisternis de blinde vrouw in het voordeel.

Onberispelijk voorgevoel
In Scent of a Woman (Martin Best, 1992) kan Al Pacino erg goed ruiken, maar meestal wordt blinden in films een buitengewone intelligentie, paranormale gaven of absoluut gehoor toegedicht. In The Cat O’ nine Tales (Dario Argento, 1971) blijkt Karl Malden behalve meester van de kruiswoordpuzzel, ook een scherpzinnig detective. In zijn rol als de blinde Franco Arno vangt hij toevallig een gesprek op dat hem en zijn nichtje in een moordmysterie zal storten. James Franciscus, hier te zien als journalist, speelde overigens in 1971 zelf ook voor blinde detective in de tv-serie Longstreet.

Het wilde westen werd datzelfde jaar onveilig gemaakt door de eveneens uit Italië afkomstige Blindman (Ferdinando Baldi, 1971). De onwaarschijnlijke spaghettiheld escorteert vijftig aanstaande bruidjes naar hun mannen in een mijnbouwgebied en beschermt ze tegen bandiet Domingo. De film was het bizarre idee van producent, scenarist en hoofdrolspeler Tony Anthony. Blindman’s paard doet dienst als blindengeleidehond en in plaats van een witte stok tast de held nogal ongecoördineerd rond met zijn doorgeladen karabijn. ‘Damn! That’s a delicate thing. All you have to do is breath on it.’ Hij heeft er wat meer kogels voor nodig, maar uiteindelijk raakt ook deze held al zijn vijanden. En anders is er nog dynamiet: dan hoef je tenminste niet te mikken.

Ringo Starr speelt, kort na het einde van The Beatles, de krankzinnige broer van Domingo. De film valt verder op door de vijftig half ontklede vrouwen, een begrafenisritueel dat ontaardt in een necrofiel huwelijk en de vreemde oneliners van Blindman: ‘I wish you no harm, but that all your teeth fall out, except for one, and that with that one you have a toothache for the rest of your life!’ Zelfs in 1994 vond regisseur Richard Spence het idee van een blinde revolverheld kennelijk nog aannemelijk. Armand Assante speelt in Blind Justice de rol van Canaan, die tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog z’n ogen verloor maar wel tijdig het zilvertransport weet te redden.

Oervader van al deze blinde helden is natuurlijk de Japanner Zatoîchi. Vanaf 1962 verhaalde acteur Shintarô Katsu in maar liefst zesentwintig films van deze blinde zwaardmeester met een onberispelijk voorgevoel. De gevechten zijn daarom meestal kort en bloederig. Voor de gelegenheid zagen we Zatôichi in Desperation (1974) nog eens terug. Aflevering 24 van de serie blijkt nog steeds een buitengewoon goed te genieten verhaal waarin Zatôichi probeert de jonge Nishikigi uit het bordeel vrij te kopen. Dat brengt hem in conflict met baas Mangoro en zijn wilde zwaardvechters. Erger is dat Nishikigi zelf onze held bedriegt. Genieten dus van Katsu’s humor en mimiek – hij speelt zonder enige twijfel de beste blinde in dit overzicht – het prachtige Tohoscope-beeld en Zatôichi’s tragische levensgang. Na Katsu’s dood in 1997 keerde Zatôichi nog eenmaal terug in 2003. Prachtig geregisseerd en gespeeld door Takeshi Kitano.

Zatôichi kon trouwens ook heel goed gokken, ondanks pogingen van zijn tegenspelers om de blinde man bij het dobbelen te bedriegen. Precies zo’n scène komen we tegen in het vermakelijke Blind Fury (Phillip Noyce, 1989) dat zich dan ook in Las Vegas afspeelt. Rutger Hauer speelt de Vietnamveteraan Nick Parker die daar door dorpelingen getraind is om met zijn visuele handicap om te gaan en nu probeert een oude makker te redden uit handen van drugsproducenten. Nick kan werkelijk alles: vliegende kalebassen raken met zijn zwaard, criminelen popcorn horen eten in een maïsveld, een regenbui aan horen komen, autorijden… ‘I also do circumcisions,’ voegt hij er zelf aan toe. Gelukkig: Blind Fury mengt zwaardactie op zeer geslaagde wijze met zelfparodie. Blinde helden balanceren natuurlijk altijd op het slappe koord der waarschijnlijkheid, zoals Ben Affleck tot zijn schande moest ondervinden in Daredevil (Mark Steven Johnson, 2003).

Visueel trauma
Terug naar romanschrijver José Saramago: ‘Ze zijn dood, ze kunnen ons niks doen, zei iemand met de bedoeling zichzelf en de anderen gerust te stellen, maar dat maakte het er alleen maar erger op, want het klopte wel dat ze dood waren, zich niet meer konden bewegen, kijk, ze verroeren zich niet en ze ademen niet, maar wie zegt ons dat die witte blindheid niet een ziekte van de geest is, en als dat zo is, laten we dat even aannemen, dan is de geest van die blinden nog nooit zo onafhankelijk geweest als nu, zo gescheiden van het lichaam en dus duizendmaal vrijer om te doen wat hij wil, vooral kwaad, want daartoe is, zoals iedereen weet, de geest het meest geneigd.’

Had de Portugese auteur soms de films in gedachten die de Spanjaard Amando de Ossorio in 1971 in zijn land draaide? De tempeliers in Night of the Blind Dead bewijzen dat blinden niet alleen slachtoffers of helden maar ook monsters kunnen zijn. Trage, met hun benige vingers naar je uitgestrekt tastende monsters. Kijk uit dat ze je niet horen! Uit de film blijkt dat het precies dat verlies van het licht in hun ogen was, dat hen tot moordlustige waanzin bracht.

Aanvullend bewijs voor dat verband levert het obscure The Headless Eyes (Kent Bateman, 1971). De hoofdpersoon is hier slechts halfblind maar dat is al voldoende voor onversneden krankzinnigheid. De straatarme kunstenaar Arthur Malcolm breekt in bij een vrouw. ‘Don’t scream,’ zegt hij, ‘I just want 65 dollars for my lousy rent!’ Ze verdedigt zich: met een lepel! Plop, daar gaat z’n linkeroog. ‘My eye!’ gilt Malcolm, ‘My eye!’ Op de geluidsband wordt zijn kreet nog zo’n zes keer gelooped – tot je er schele hoofdpijn van krijgt. En dat correspondeert dan weer fraai met de geestesgesteldheid van Malcolm zelf. De man raakt door het verlies van zijn oog zó geobsedeerd dat hij kleine plastic sculpturen begint te produceren met echte ogen. Van een vriendelijke prostituee, een kunstminnend echtpaar, zijn ex… ‘The Eye Killer’ maakt heel New York onveilig. Toch staat niemand raar te kijken wanneer een zwetende baardaap met een zwart ooglapje opzichtig rondhangt op de plaats delict.

Natuurlijk is The Headless Eyes een gemankeerde film, maar het accent van de Zweedse acteur Bo Brundin en de beelden van New Yorkse achterbuurten in de jaren zeventig geven het geheel een grimmig realisme. Beschouw het als een onderschatte voorloper van The Driller Killer (Abel Ferrara, 1979). Regisseur Bateman doet op IMDb trouwens moeite om het gerucht te ontzenuwen dat hij de film onder pseudoniem Henri Pachard gemaakt zou hebben. Dat pseudoniem behoort toe aan Ron Sullivan, de producent van de film en van nog zo’n driehonderd pornofilms. Bateman zelf maakte na the Headless Eyes nog een onbekend aantal episodes van de akelig brave sitcom Family Ties. Absoluut te vermijden, op straffe van nog meer visueel trauma: ‘My eye!’

Waar volledige blindheid toe leidt, is te zien in Blind Beast (Yusazo Masumura, 1969). Gebaseerd op een verhaal van de Japanse schrijver Edogawa Rampo vertelt de film van de ontvoering van het knappe model Aki (Mako Midori). Ze valt in handen van de geobsedeerde blinde beeldhouwer Michio (Eiji Funakoshi). Mike Lebbing besprak de film reeds in SN #72, maar het perverse meesterwerk mag hier niet ontbreken. Aki ontwaakt in het atelier van de kunstenaar, waar de wanden zijn gedecoreerd met sculpturen van ogen, lippen, oren, borsten, benen en neuzen. In het midden staan twee enorme vrouwennaakten. In de dagen, weken, maanden die volgen tast de blinde artiest Aki’s lichaam centimeter voor centimeter af om zo zijn ultieme beeldhouwwerk te creëren. Michio is een voyeur – maar dan een zonder ogen.

Breinaald
En dan zijn er nog de films die doorprikken tot wat zich áchter het netvlies afspeelt. Zoals Martin Scorsese in zijn lofzang op Peeping Tom (Michael Powell, 1960) steevast benadrukt: filmmakers en filmkijkers zijn voyeurs, en er zit een aspect van schuldgevoel aan al die blinde filmpersonages. In Peeping Tom is het uitgerekend Helens blinde moeder die de gluurder doorziet. In Blind Beast is de blinde beeldbouwer net zo’n grote fetisjist als regisseur Masumura of de toeschouwer die zijn film bewondert. Er staat weliswaar geen Sigmund Freud op de medewerkerslijst van Schokkend Nieuws, maar er schuilt beslist meer achter het trio Ogen, Seks en Geweld. Wat deed Oedipus nadat hij ontdekte dat hij zijn vader had vermoord en het bed deelde met zijn moeder? Juist.

Een film als Afraid of the Dark (Mark Peploe, 1991) zit vol Freudiaanse ondertonen. Net als Peeping Tom opent de film met een extreme close-up van een oog. Het oog van de bebrilde Lucas die met een breinaald tegen zijn jampotglazen tikt. In de film maken we kennis met de omgeving van de fantasierijke puber. Vader (James Fox) is een politieman. Moeder (Fanny Ardant) is blind en Lucas begeleidt haar dagelijks naar de blindenschool. Lucas wordt daar omringd door blinde vrouwen en hij is de enige die kan zien hoe mannen misbruik maken van hun kwetsbaarheid. Een glazenwasser die naar binnen gluurt, een ijscoman die de aantrekkelijke blinde Rose met z’n ogen uitkleedt, een geile fotograaf, een nare slotenmaker… En die mannen zijn allemaal verdacht wanneer in de omgeving een maniak blinde vrouwen met een scheermes begint te bewerken.

Lucas is, zoals veel jongetjes van die leeftijd, nieuwsgierig en introvert. Maar zijn gluren is niet helemaal onschuldig. Hij achtervolgt de blinden, pest ze en imiteert ze. Peploes camera volgt zijn blik – over schuttingen, door ramen, door zijn telescoop – en onthult een wereld van gestolen beelden: ijsschaatsen op tv, een neonreclame van de opticien, Rose die poseert voor ‘kunstfoto’s’ bij de fotograaf. Symbolisch geladen beelden die bovendien allemaal terugkeren in de tweede helft van de film. Halverwege wordt namelijk duidelijk dat er helemaal geen sprake is van een maniak of een blindenschool. Moeder kan zien. Vader is gewoon een bloemist. De enige die langzaam blind wordt… is Lucas zelf. De telescoop waarmee hij rondliep, blijkt de breinaald uit moeders naaimand. Dat object en Lucas angst voor zijn naderende blindheid zorgen voor een akelige spannende tweede helft.

Peploe brengt zijn film jammer genoeg niet helemaal tot een goed einde, maar kindacteur Ben Keyworth is adembenemend en Afraid of the Dark blijft een fascinerende film vol Freudiaanse angst. En is de puberende Lucas eigenlijk ook niet van de leeftijd waarop onze liefde voor film ontstaat? In hun ontdekkingstocht door het onderbewuste zagen de surrealisten de verbanden ook. Salvador Dali en Luis Buñuel creëerden in Un Chien Andalou (1929) het ultieme filmdroombeeld: het scheermes dat door het mooie oog van Simone Mareuil glijdt. Lust, straf en de geobsedeerde blik van de camera. En, heren, instinctief begreep moeder het ook als ze ’s ochtends de lakens ververste. Of had ze het nou over stiekem griezelfilms kijken ‘s nachts? Hoe dan ook: ‘Je wordt er blind van.’

Gepubliceerd in Schokkend Nieuws 79, Najaar 2008

Comments are closed here.